Rundvee

  • by:
  • juli 15, 2019
  • Category: Antibioticaresistentieresultaten DGZ

DGZ rapporteert antibioticaresistentieresultaten voor pathogene bacteriën afkomstig van verschillende diersoorten voor 2018


Diergezondheidszorg (DGZ) Vlaanderen heeft de resultaten van de antibiogrammen die in 2018 uitgevoerd werden, publiek gemaakt. Deze antibiogrammen werden gemaakt op vraag van de dierenarts en veehouder om de gevoeligheid van pathogene bacteriën, geïsoleerd uit veldstalen, na te gaan tegen een resem van diergeneeskundig gebruikte antibioticaklassen.

Het resultaat van het antibiogram geeft de dierenarts een indicatie voor welke antibiotica de kans op klinisch succes toenemen – na de toediening van een normale dosis. Het resultaat op het beproevingsverslag wordt gerapporteerd als ‘R’, ‘I’ of ‘S’, wat respectievelijk ‘Resistent’, ‘Intermediair’ of ‘Sensitief-Gevoelig’ betekent.

Hoe moeten deze resultaten nu door de dierenarts geïnterpreteerd worden?

Een ‘R’ resultaat betekent dat  de geteste bacteriestam resistentie heeft verworven tegen het geteste antibioticum en dus dat de kans op klinisch succes onwaarschijnlijk is. Bij een ‘S’ resultaat daarentegen wordt in vitro  geen klinische resistentie waargenomen en neemt de kans op klinisch succes van een antibioticumbehandeling toe. In dit geval zal een normale dosis van het antibioticum (zoals aangegeven in de bijsluiter) waarschijnlijk volstaan om de bacterie te remmen in haar groei (bacteriostatisch antibioticum) of af te doden (bacteriocied antibioticum). In het geval het een bacteriostatisch antibioticum betreft, is er wel een goed werkend immuniteitssysteem nodig die de infectie verder ‘opruimt’. Zo niet kan het verhoopte klinische resultaat toch uitblijven. Het ‘I’ resultaat is er één waar met weinig zekerheid een te verwachten resultaat kan voorspeld worden na toediening van een dosis. In dit geval wordt het antibioticum dus ook beter uitgesloten als therapie.

Waarom slaat de therapie dan in sommige gevallen toch niet aan?

Verschillende factoren kunnen hiervoor opgesomd worden. Zoals hierboven reeds vermeld, zijn ook de algemene conditie waarin het dier zich bevindt belangrijk om te herstellen van een bacteriële infectie (immuniteitssysteem). Zo kunnen onder meer ook letsels die reeds aanwezig waren bij aanvang van de therapie en nog niet hersteld zijn, leiden tot onvoldoende oplossen van symptomen. Breekpunten om de resultaten van een antibiogram te interpreteren, zijn ook niet steeds voorhanden voor de diergeneeskunde. Hierdoor is het niet altijd evident om een bacteriestam correct in te delen als ‘R’, ‘I’ of ‘S’.  

Naast de individuele rapportering aan dierenarts en veehouder kan de evolutie in het voorkomen van antibioticaresistentie bij pathogenen opgevolgd worden. Dit kan bekomen worden door een jaarlijkse gecompileerde rapportering van alle resultaten voor de gevoeligheid/resistentie van een geteste pathogeen bij diersoorten. Aangezien het in dit geval gaat over een groot aantal stammen van een bacteriesoort, geïsoleerd bij een bepaalde diersoort kan de dierenarts hierop beroep doen, wanneer hij niet in de mogelijkheid is om een antibiogram te laten aanleggen van een mogelijkse ziekteverwekker.