Rundvee

  • by:
  • december 17, 2019
  • Category: Nieuw AMCRA advies!

AMCRA schrijft advies over het gebruik van humaan vergunde antibiotica bij dieren


Het gebruik van humaan vergunde antibiotica bij niet-voedselproducerende dieren is mogelijk via de toepassing van het cascadesysteem, indien geen ander diergeneeskundig middel in België is vergund voor de behandeling van de bacteriële infectie bij de betrokken diersoort of een andere diersoort. AMCRA heeft aanbevelingen geformuleerd die ertoe moeten leiden dat het gebruik van deze humaan vergunde antibiotica enkel kan wanneer aan specifieke voorwaarden voldaan is. Hierdoor moet onverantwoord gebruik bij dieren vermeden worden. In het advies worden ook aanbevelingen geformuleerd over de registratie en de controle op het gebruik van humaan vergunde antibiotica bij dieren.

In het advies wordt het aanbevolen om met betrekking tot de informatie over het gebruik van humaan vergunde antibiotica bij dieren:

  • te controleren of er voldaan wordt aan de huidige verplichte registraties door de officina-apotheker (voor de verkoop) en de dierenarts (voor het gebruik) van humaan vergunde antibiotica voor gebruik bij dieren. Deze gegevens kunnen vervolgens verzameld en geanalyseerd worden; 
  • het gebruik van humaan vergunde antibiotica bij dieren in een afzonderlijk register te laten inschrijven door de dierenartsen, wat de controle van verantwoord gebruik zou vergemakkelijken;
  • gerichte controles uit te voeren (op basis van de rapportering van de officina-apotheker) van de registers bij dierenartsen die van misbruik worden verdacht wegens een gemiddeld grotere aankoop van humaan vergunde antibiotica;

Aansluitend zouden voorwaarden moeten geformuleerd worden voor het gebruik van humaan vergunde antibiotica bij dieren, zijnde:

  • De betrokken antibiotica zouden enkel mogen gebruikt worden wanneer aangetoond kan worden dat de oorzakelijke bacterie niet meer gevoelig is voor diergeneeskundig vergunde middelen en enkel in individuele gevallen (en dus nooit als therapie van een groep dieren). Wanneer het onmogelijk is om de bacterie te isoleren/identificeren of wanneer de resultaten niet interpreteerbaar zijn, kan men beroep doen op de wetenschappelijke literatuur om een therapeutische keuze te rechtvaardigen.
  • Humaan vergunde antibiotica zouden niet systemisch mogen toegepast worden, tenzij het niet mogelijk is om met een lokale behandeling de infectie te beteugelen.
  • Het recht tot het inzetten van de kritisch belangrijke antibiotica met hoogste prioriteit, met name de carbapenems, rifampicine (behalve bij paard wegens het essentieel belang voor de behandeling van de paardachtigen), ticarcilline en vancomycine, zou beperkt moeten worden tot dierenartsspecialisten, erkend door het European Board of Veterinary Specialisation (EBVS). 

Tot slot moet de behandelende dierenarts duidelijk communiceren met de eigenaar/verzorger van het dier over de gevaren van een eventuele overdracht van bacteriën, die niet meer gevoelig zijn voor diergeneeskundig vergunde middelen. Om de overdracht van bacteriën te vermijden moet de eigenaar/verzorger:

  • maatregelen treffen met betrekking tot hygiëne, zoals zijn handen wassen na elk contact met het dier en zijn gebruiksvoorwerpen (slaapmand, voeder- en drinkbak, …), direct contact met excreties en secreties van het dier vermijden, en contact tussen het behandelde dier – en zijn gebruiksvoorwerpen – en andere gezelschaps- of voedselproducerende dieren beperken.

De eigenaar/verzorger – of personen in nauw contact met de eigenaar/verzorger – die tot de YOPI groep behoort, zou steeds moeten geadviseerd worden om elk contact met het betrokken dier te vermijden.