Hond en kat

  • by:
  • maart 14, 2024
  • Category: JIACRA rapport

Nieuw JIACRA rapport met humane en diergeneeskundige antibioticumgebruik- en resistentiedata


Het 4de JIACRA rapport bevat de resultaten van uitgebreide analyses van antibioticumgebruik- en resistentiedata bij bacteriën afkomstig van mens en voedselproducerende dieren in de Europese Unie. Doel is om verbanden op te sporen tussen humaan en veterinair antibioticumgebruik enerzijds en het voorkomen van antibioticumresistentie bij bacteriën van mens en dier.

Het 4de JIACRA rapport is gebaseerd op data van 2019 tot 2021. Resultaten tonen aan dat het verminderen van antibioticumgebruik in het algemeen kan helpen om resistentie tegen deze middelen te verlagen. Dit benadrukt ook het belang van maatregelen die menselijke en dierlijke gezondheid bevorderen, zoals vaccinatie en betere hygiëne, waardoor de behoefte aan antimicrobiële stoffen.

 

Tussen 2014 en 2021 daalde het gemiddelde totale antibioticumgebruik in mg per kg bij voedselproducerende dieren met 44%, terwijl het bij mensen relatief stabiel bleef. Het antibioticumgebruik varieerde ook aanzienlijk tussen de EU/EER landen, waarbij de meeste, maar niet alle landen een dalende trend vertoonden.

Tussen 2014 en 2021 was er in 10 van de 20 landen die het totale antibioticumgebruik bij voedselproducerende dieren aanzienlijk verminderden, een toename te zien in het % indicator-darmbacteriën E. coli van voedselproducerende dieren die 'volledige gevoeligheid' of 'nulresistentie' vertoonden tegen een geharmoniseerde reeks belangrijke antibiotica. Ook in negen van de 19 landen die het totale antibioticumgebruik bij mensen aanzienlijk verminderden, was er een hoger aandeel ‘volledig gevoelige’ E. coli afkomstig van menselijke invasieve infecties.

Gegevens van 2019 tot 2021 bevestigden een verband tussen de consumptieniveaus van bepaalde groepen antimicrobiële stoffen en het vóórkomen van antibioticumresistentie tegen deze groepen antimicrobiële stoffen in bacteriën van zowel mensen en voedselproducerende dieren:

o Bij mensen werden positieve associaties gevonden tussen het niveau van gebruik van carbapenems, 3de en 4de generatie cefalosporines en (fluoro)quinolones en resistentie tegen elk van deze groepen in E. coli afkomstig van humane invasieve infecties.

o Bij voedselproducerende dieren werden positieve associaties aangetoond tussen het niveau van gebruik van (fluoro)quinolones, polymyxinen, aminopenicillinen en tetracyclinen en resistentie tegen elk van deze groepen bij indicatorbacterie E. coli afkomstig van voedselproducerende dieren.

o Bij pluimvee was het niveau van gebruik van (fluoro)quinolones positief geassocieerd met die van resistentie tegen deze groep antimicrobiële stoffen in Campylobacter jejuni, geïsoleerd bij pluimvee.

o Bij varkens was het niveau van gebruik van (fluoro)quinolones en macroliden positief geassocieerd  met resistentie tegen de respectievelijke groepen in Campylobacter coli, afkomstig van varkens.

o In sommige gevallen werd antibioticumresistentie in bacteriën van mensen ook in verband gebracht met antibioticumresistentie in bacteriën van voedselproducerende dieren, die op hun beurt geassocieerd waren met overeenkomstige antibioticumresistentie in voedselproducerende dieren, vooral voor de combinaties met door voedsel overgedragen zoönotische bacteriën, zoals Campylobacter jejuni en (fluoro)quinolones en voor Campylobacter coli en macroliden.

o Bij voedselproducerende dieren werden statistisch significante verminderingen van de consumptie van cefalosporines van de 3de en 4de generatie, quinolonen, polymyxines, aminopenicillines en tetracyclines vastgesteld in de periode 2014-2021 in ten minste een kwart van de geanalyseerde landen. Voor de meeste van deze landen ging dit gepaard met een trend in de afname van resistentie tegen de gerelateerde antimicrobiële klassen voor E. coli uit dierlijke darmmonsters, en deze trend was vaak statistisch significant.

o In dezelfde periode waren er statistisch significante trends die een afname lieten zien in de menselijke consumptie van quinolonen en aminopenicillinen voor ten minste tweederde van de landen in de analyse. Voor ten minste een kwart van deze landen ging dit gepaard met een statistisch significante trend in de afname van resistentie tegen deze antimicrobiële groepen in E. coli afkomstig van invasieve infecties bij mensen.

o Een statistisch significante toename van de consumptie van carbapenems bij mensen (meestal van zeer lage niveaus) werd aangetoond in 11 landen. Er werden geen statistisch significante trends gevonden voor de consumptie van 3de en 4de generatie cefalosporines bij mensen.

 

Er kan worden geconcludeerd dat de gevonden resultaten de noodzaak onderstrepen van een voortdurende geïntegreerde monitoring van antibioticagebruik en -resistentie in combinatie met interventies gericht op een verstandiger gebruik van alle antimicrobiële stoffen, in het bijzonder die antimicrobiële stoffen die van cruciaal belang zijn in de menselijke geneeskunde.

Het JIACRA rapport kwam tot stand vanuit het ECDC, EMA en EFSA in opdracht van de Europese Commissie.

Vind hier een samenvatting van het JIACRA-rapport.

Vind hier het volledige rapport.