Hond en kat

  • by:
  • februari 22, 2024
  • Category: Advies 'florfenicol'

Nieuw AMCRA-advies over ‘florfenicolgebruik bij dieren voor het inperken van het risico op linezolideresistentie’


Het doel van het advies is om de huidige richtlijnen in België over het gebruik van florfenicol bij dieren te evalueren om het risico op selectie en spreiding van linezolideresistentie (LZR) bij bacteriën te beperken. Uit de linezolide selectieve monitoring in 2019 bij gezonde voedselproducerende dieren in België werd LZR teruggevonden en dit in hoogste mate in meststalen van vleeskalveren (16,4%) en varkens (11,0%) en in 25,7% van de neusswabs van vleesvarkens.

Uit de resistentiemonitoring bij indicatorbacteriën in gezonde dieren blijkt dat de prevalentie van resistentie tegen fenicolen varieert tussen laag en hoog, afhankelijk van bacterie- en diersoort, maar in het geheel stabiel blijft. Door de afwezigheid van een systematische genotypering is het echter onduidelijk welke genen en/of mutaties verantwoordelijk zijn voor de vastgestelde resistentie bij fenicolen. Het aandeel van de LZR-genen is met andere woorden onbekend bij deze fenicolen-resistente indicatorbacteriën. Uit de selectieve monitoring voor LZR, uitgevoerd tijdens een studie op klinisch gezonde voedselproducerende dieren in 2019, bleek echter dat LZR bij 97,3% van de LZR-stammen gecodeerd werd door een gen tevens verantwoordelijk voor resistentie tegen fenicolen. Bij ademhalingspathogenen is de prevalentie van resistentie tegen florfenicol laag; bij enterische bacteriesoorten is deze hoger en bij varkens en kippen toegenomen sinds 2014, maar stabiel bij runderen sinds 2016. Ook hier is het onduidelijk welke genotypische determinanten verantwoordelijk zijn voor de resistentie tegen florfenicol, en of er dus LZR-genen betrokken zijn. Op heden ontbreken er gegevens over LRZ bij bacteriën afkomstig van gezelschapsdieren.

Op basis van de huidige beschikbare informatie kan de relatie tussen het gebruik van fenicolen bij dieren in België en de selectie en spreiding van LZR-Gram-positieve bacteriën niet eenduidig worden gekwantificeerd.

De volgende beslissingen worden genomen in verband met de richtlijnen in het AMCRA formularium:

  • De gele kleurcode van florfenicol blijft behouden: extra diagnostiek en aanvullende gevoeligheidstest worden bij voorkeur uitgevoerd, maar zijn geen voorwaarde om het antibioticum te kunnen gebruiken.
  • Bij gezelschapsdieren (waar de aanwezigheid van LZR niet is aangetoond) worden de richtlijnen van AMCRA in het formularium niet aangepast en blijft florfenicol een 1ste keuze middel (otitis externa bij de hond).
  • Bij voedselproducerende dieren (waar de aanwezigheid van LZR is aangetoond)
  1. Voor die indicaties waar momenteel geen goede alternatieven beschikbaar zijn om de gezondheid en het welzijn van het dier te waarborgen (BRD-infecties en otitis media met betrokkenheid van M. bovis bij runderen, ademhalingsinfecties van de onderste luchtwegen bij varkens), worden de richtlijnen van AMCRA in het formularium niet aangepast en blijft florfenicol een 1ste keuze middel.
  2. Voor die indicaties waar momenteel goede alternatieven beschikbaar zijn om de gezondheid en het welzijn van het dier te waarborgen, wordt florfenicol in 2de keuze geplaatst:
      • Bij runderen met BRD of otitis media zonder betrokkenheid van M. bovis, bij wond- of navelinfecties, bij infectieuze keratoconjunctivitis en bij peritonitis.

Het blijft echter in elk geval de verantwoordelijkheid van de dierenarts om de geschikte therapiekeuze te maken.

De volgende aanbevelingen worden geformuleerd:

  • Alle mogelijke preventieve maatregelen moeten worden toegepast om infecties te voorkomen. Dit kan bijdragen tot een verminderd gebruik van florfenicol, maar ook van andere veterinair gebruikte antibioticaklassen.
  • Individuele behandelingen of gerichte metafylaxis dient waar mogelijk toegepast te worden. Hierdoor kunnen orale behandelingen via drinkwater en gemedicineerde voeders afnemen. 
  • Er is nood aan een verdergezette opvolging van fenotypische en genotypische LZR met karakterisatie van het volledige resistentieprofiel bij Gram-positieve bacteriën van voedelproducerende dieren. Hiertoe zou de selectieve monitoring systematisch opgenomen moeten worden in de standaardmonitoring en niet uitsluitend in kortdurende projecten. Hierdoor kan de situatie op vlak van resistentie continu opgevolgd worden en indien nodig, kan sneller gereageerd worden. Ook bij gezelschapsdieren dient de aanwezigheid van LZR nagegaan te worden, bijv. in eerste instantie door steekproefsgewijs gezonde en klinisch zieke dieren te bemonsteren.