- december 17, 2019
- Category: Belang van speenleeftijd
Het belang van speenleeftijd… Mag het een dagje meer zijn?
In de natuur wordt een jong van een wild zwijn gespeend op een leeftijd van 3 tot 4 maanden en dit op een geleidelijke manier. In onze gedomesticeerde varkenshouderij ligt de speenleeftijd veel lager en wordt er meestal ook abrupt gespeend. Dit heeft heel wat gevolgen voor de gezondheid van de big en haar latere prestaties als vleesvarken. De speenleeftijd speelt immers een belangrijke rol in de robuustheid en weerbaarheid van de big. Een latere speenleeftijd kan er ook toe bijdragen dat er minder noodzaak is om de big met antibiotica te behandelen.
Bron: Dr. Merel Postma, dip. ECVPH -Postdoctoraal onderzoeker
Universiteit Gent, Faculteit Diergeneeskunde, Eenheid voor Veterinaire Epidemiologie
Wat is het belang van speenleeftijd en wat is een “juiste” speenleeftijd?
De trends in speenleeftijd
In de loop der jaren werden verschillende trends in de speenleeftijd gezien over de wereld, van “extreem” jong tot relatief oud (Gadd, 2016). Ook tussen landen is er vaak veel verschil. Zo werd in onderzoek (data 2012-2013) een gemiddelde speenleeftijd van 23.5 dagen waargenomen in België (variërend tussen 19.0-28.0), 24.0 dagen in Frankrijk (variërend tussen 19.5-34.5), 24.4 dagen in Duitsland (variërend tussen 19.3-32.6) en 35.1 dagen in Zweden (variërend tussen 28.0-49.0), waarbij het minimum op 19 dagen lag in België (Postma et al., 2016a). Het gebruikte weeksysteem heeft vaak een grote invloed op de speenleeftijd. In Figuur 1 zijn gemiddelde speenleeftijden per weeksysteem weergegeven, afkomstig uit een onderzoek uitgevoerd in 2014 in België (Bulens et al., 2016).
De wetgeving
In de EU zijn er minimale welzijnseisen voor varkens (EU directive 2008/120/EEC). Hierin staat over de speenleeftijd het volgende beschreven: “Biggen mogen niet worden gespeend voordat zij 28 dagen oud zijn, tenzij het welzijn of de gezondheid van de zeug of van de biggen anders in het gedrang komen. Biggen mogen evenwel ten hoogste zeven dagen vroeger worden gespeend wanneer zij naar gespecialiseerde voorzieningen worden gebracht die volledig worden leeggemaakt en grondig worden gereinigd en ontsmet vóórdat een nieuwe groep wordt binnengebracht en die gescheiden zijn van de voorzieningen waar zeugen worden gehouden, dit alles om het overdragen van ziekten op de biggen zoveel mogelijk te beperken.”
Kortom, spenen moet eigenlijk volgens de wetgeving gebeuren op of na 28 dagen leeftijd. Enkel bij uitzondering mag er gespeend worden op 21 dagen, mits daarvoor de juist omstandigheden gecreëerd worden. Spenen vóór 21 dagen leeftijd is nooit toegestaan.
Spenen: welke invloed heeft dat op de big en op de productieresultaten?
Bij het spenen zijn er twee grote veranderingen voor een big: 1) verandering van het dieet, 2) stress door het spenen. Normaal zal een big van een zeug met een normale/goede melkproductie alleen maar melk drinken in de eerste 13-15 dagen van haar leven en weinig/geen voeder opnemen. Als we dus spenen op 3 weken leeftijd dan heeft een big “maar” één week om te wennen aan de overschakeling van melk naar het nieuwe voeder. Terwijl bij een big normaal juist in de periode tussen 3 en 4 weken leeftijd de opname van voeder sterk verhoogt. Daarbij komt ook nog eens dat een oudere big vaak veel efficiënter nutriënten kan opnemen, ook omdat het darmstelsel verder uitgerijpt is (Barceló, 2009a, Tsukahara et al., 2016).
Wanneer we spenen gaat dit voor de big gepaard met stress omdat er veel zaken veranderen, zoals; 1) verlies van maternale bescherming, 2) verandering van omgeving, 3) mengen met andere biggen, 4) verandering van dieet en eetgedrag en daarbij komt ook 5) dat de big vanuit de moedermelk geen afweerstoffen meer krijgt. Biggen die op 3 weken gespeend worden maken ook vocaal meer frequent geluid (“roepen/huilen”) na het spenen (3,6 keer/min) in tegenstelling tot biggen die op 4 weken gespeend worden (2,3-2,9 keer/min) (Barceló, 2009a). In een studie die een vergelijking deed tussen spenen op 4 weken en 7 weken bleek dat het stresshormoon cortisol op het moment van spenen bij spenen op 7 weken lager was dan bij spenen op 4 weken leeftijd (van der Meulen et al., 2010). Ook zullen biggen die vroeger gespeend zijn meer ongewenste gedragingen vertonen zoals kauwen op staarten, zuigen op oren, uit willen breken, duwen in de flank of buik, flankbijten en aanhoudend met de neus stoten (Johnson et al., 2012).
Biggen die ouder zijn bij het spenen zijn natuurlijk ook zwaarder. Deze hebben vaak een efficiëntere groei en een lagere uitval (Barceló, 2009a, Johnson et al., 2012). Bij een (te) jonge speenleeftijd kan een speendip gezien worden. Dit effect kan zich doorzetten naar de vleesvarkensfase, waarbij uiteindelijk dus een slechtere groei in nagenoeg het gehele leven van het varken gezien wordt (Bulens et al., 2016). Barceló (2009a) durft zelfs te stellen dat voor een optimale prestatie in de vleesvarkensfase een big een gemiddeld gewicht van 7.5 – 8 kg zou moeten hebben, waarbij minder dan 10% van de dieren minder dan 6 kg zouden mogen wegen. Dit is zeer lastig haalbaar wanneer er gespeend wordt op 21 dagen, terwijl dit wel haalbaar is bij spenen op 28 dagen.
Ook voor wat betreft de productieresultaten van de zeug geeft later spenen vaak voordeel in relatie tot de volgende worp (Barceló, 2009b). Uiteindelijk berekent Barceló (2009c), met Spaanse data, een economische verbetering van € 6,00 per varken als er op ongeveer 28 dagen gespeend wordt in vergelijking met spenen op 21 dagen.
Speenleeftijd en de relatie met het antibioticumgebruik
In de hierboven reeds beschreven studie waarin varkensbedrijven in België, Frankrijk, Duitsland en Zweden werden vergeleken, werd ook gekeken naar het antibioticumgebruik in de totale periode van geboorte tot slachten van een big. Bedrijven die biggen op een jongere leeftijd speenden gebruikten vaak meer antibiotica van geboorte tot slachten (Postma et al., 2016b). Het idee hierachter is wederom dat bij spenen op latere leeftijd de big meer robuust en weerbaarder is (Thomson & Friendship, 2012). Ze zal dus minder vatbaar zijn voor ziekmakende kiemen, waardoor er minder antibiotica nodig zullen zijn. In de Scandinavische landen is de speenleeftijd vaak hoger (Postma et al., 2016a, Raasch et al., 2018) en deze landen zijn ook de laagste gebruikers van antibiotica in Europa (ESVAC, 2018).
In een zeer recent project in Vlaanderen werkten zestien varkensbedrijven in een tijdsspanne van ongeveer 9 maanden aan een reductie van het antibioticumgebruik. Zeven van deze zestien bedrijven konden in deze periode zelfs het overgrote deel van hun varkens volledig antibiotica-vrij (van geboorte tot slacht) aan het slachthuis leveren. Opmerkelijk was dat deze zeven bedrijven een gemiddelde speenleeftijd van 26 dagen hadden (Bernaerdt et al., 2019). Ook hieruit blijkt dus dat speenleeftijd een belangrijke invloed heeft op het antibioticagebruik.
Conclusie
De speenleeftijd is dus van groot belang voor de gezondheid van de big en haar latere prestaties als vleesvarken. Ook speelt speenleeftijd een belangrijke rol in de robuustheid en weerbaarheid van de big. Een latere speenleeftijd kan er ook toe bijdragen dat er minder noodzaak is om de big met antibiotica te behandelen.
Enkele tips ten aanzien het spenen
1. De speenleeftijd moet wettelijk gezien 28 dagen zijn en mag zeker nooit minder dan 21 dagen zijn
2. Zorg dat de biggen op een voldoende hoog gewicht zijn bij spenen, bij voorkeur 7.5 – 8 kg, zeker niet onder de 6 kg
3. Zorg dat de biggen alvast speenvoer opnemen vóór het spenen
4. Minimaliseer stress rondom het spenen, laat biggen eventueel nog enkele dagen in het kraamhok zitten als dat mogelijk is
5. Optimaliseer de omstandigheden en het klimaat in de biggenbatterij
6. Een later gespeende big (> 25 dagen) groeit over het algemeen beter
7. Een later gespeende big (> 25 dagen) zal robuuster zijn en minder vatbaar zijn voor ziektes
8. Een later gespeende big (> 25 dagen) zal minder antibiotica nodig hebben
Referenties:
Barceló, J., 2009a: What is the best age for weaning piglets? (1/3). Available at: https://www.pig333.com/articles/what-is-the-best-age-for-weaning-piglets-1-3_1566/.
Barceló, J., 2009b: What is the best age for weaning piglets? (2/3). Available at: https://www.pig333.com/articles/what-is-the-best-age-for-weaning-piglets-2-3_1638/.
Barceló, J., 2009c: What is the best age for weaning piglets? (3/3). Available at: https://www.pig333.com/articles/what-is-the-best-age-for-weaning-piglets-3-3_1675/.
Bernaerdt, E., T. Van Limbergen, M. Postma and J. Dewulf, 2019: Finaal verslag van het project BPG-AB project. Ghent University, Merelbeke, Belgium.
Bulens, A., E. Willems, B. Driessen and J. Van Thielen, 2016: Demoproject "Wekensystemen: keuze in functie van rendabiliteit en arbeid". NIeuwsbrief KULeuven/Thomas More, Groep Dier&Welzijn. KULeuven/Thomas More, Geel.
ESVAC, 2018: Sales of veterinary antimicrobial agents in 30 European countries in 2016 - Eighth ESVAC report. In: European Surveillance of Veterinary Antimicrobial Consumption (ed.). European Medicines Agency, London, United Kingdom.
Gadd, J., 2016: 5 Reasons why weaning age will come down. Available at: https://www.pigprogress.net/Piglets/Articles/2016/8/5-reasons-why-weaning-age-will-come-down-2847034W/.
Johnson, A. K., J. J. McGlone and J. G. Gentry Carter, 2012: How does weaning age affect the welfare of the nursery pig? Pork Information Gateway.
Postma, M., A. Backhans, L. Collineau, S. Loesken, M. Sjölund and C. Belloc, 2016a: The biosecurity status and its associations with production and management characteristics in farrow-to-finish pig herds. Animal, 10.
Postma, M., A. Backhans, L. Collineau, S. Loesken, M. Sjölund, C. Belloc, U. Emanuelson, E. grosse Beilage, E. O. Nielsen, K. D. C. Stärk and J. Dewulf, 2016b: Evaluation of the relationship between the biosecurity status, production parameters, herd characteristics and antimicrobial usage in farrow-to-finish pig production in four EU countries. Porcine Health Management, 2, 9.
Raasch, S., M. Postma, J. Dewulf, K. D. C. Stärk and E. J. P. H. M. grosse Beilage, 2018: Association between antimicrobial usage, biosecurity measures as well as farm performance in German farrow-to-finish farms. 4, 30.
Thomson, J. R. and R. M. Friendship, 2012: Immunology. In: J. J. Zimmermann, L. A. Karriker, A. Ramirez, K. J. Schwartz and G. W. Stevenson (eds.), Diseases of swine. Wiley-Blackwell, Chichester, West Sussex, United Kingdom.
Tsukahara, T., R. Inoue, M. Nakatani, K. Fukuta, E. Kishino, T. Ito and K. Ushida, 2016: Influence of weaning age on the villous height and disaccharidase activities in the porcine small intestine. 87, 67-75.
van der Meulen, J., S. J. Koopmans, R. A. Dekker and A. Hoogendoorn, 2010: Increasing weaning age of piglets from 4 to 7 weeks reduces stress, increases post-weaning feed intake but does not improve intestinal functionality. Animal, 4, 1653-1661.